donderdag 19 december 2013

Don’t shoot the guitar player

Het is u misschien opgevallen dat er de laatste tijd veel minder straatmuzikanten in onze stad rondlopen. Ik ben bang dat dit min of meer mijn schuld is.
Dat spijt mij…een klein beetje.
Sommige dingen gebeuren gewoon, daar kan niemand wat aan doen.
Mijn naam is Walewijn Onrust, ik ben een hele gewone, vriendelijke, beleefde, welopgevoede jongen, die nooit een vlieg kwaad doet.
Op een dag kon ik er niet meer tegen als ik iemand Bob Dylan’s 'knocking on heavens door' hoorde spelen. Het origineel is al erg genoeg.
Het klonk deze zomer op bijna elke straathoek, afgewisseld met Bob Marley’s 'No woman no cry', vertolkt door vrijwel uniform geklede straatmuzikanten, veelal gestoken in jeans en T-shirt, die bijna even versleten waren als de songs die ze speelden.

De eerste muzikant die door mijn hand om het leven kwam, stond al weken voor de V&D in de Kalverstraat.
Ik was blijven staan om naar zijn uitvoering van 'Hotel California' te luisteren, die klonk best aardig, en ik had een euro in zijn hoed gegooid.
Als dank trakteerde hij me op een erbarmelijke versie van KoHD. Ik hem op een enkel reisje hemel getrakteerd door hem aan t eind van zijn dagsessie te volgen en met gitaar en al de Amstel in te duwen.
Enkele weken later viel het volgende slachtoffer. Een licht getinte man gaf een reggaeversie van 'Knocking' ten slechtste.
Ik nam hem mee naar een bar voor een paar drankjes en gooide daar wat vloeibare GHB bij toen hij even weg liep om zijn blaas te legen.

Daarna waren een Peruaans panfluitorkestje, een kudde Roemenen met accordeons en een meisje van ongeveer tien jaar aan de beurt.
Een vrachtwagen die onbeheerd bij de Noord/Zuidlijn stond, was snel 'geleend'.
Onder dekking van een dikke mist, eerst de fluiters voor het Centraal station plat, dan over de trambaan naar de Dam voor de Roemenen, daarbij per ongeluk ook een levend standbeeld dat Magere Hein moest voorstellen vermorzelend, en weer terug richting CS voor het meisje met de viool voor de Bijenkorf.
“Plat! Plat! Plat!”

Het laatste slachtoffer dat ik maakte, bleek een lokmuzikant te zijn. Hij begon de K-song te spelen en lokte me met zijn fluit een steegje in.Toen ik een mes trok en op hem instak, kwam er een arrestatieteam aangerend en werd ik in de boeien geslagen.

Uiteindelijk werd ik tot levenslang veroordeeld, maar had toch eigenlijk meer op een eervolle vermelding in 'The Guinness Book of Records' gehoopt.

Met dit verhaal heb ik de derde prijs van de Blogparel 2013 gewonnen.

3 opmerkingen:

  1. Uit het juryrapport: “George Bekker van Seizoensgebonden pakte een actueel thema bij de kop. Op een absurdistische, bijna surreële wijze beschrijft hij hoe hij Amsterdam verlost van de overlast van doorsnee straatmuzikanten. Een kort en krachtig stukje, dat overdrijving relativeert in de tegenstelling tussen de titel en het verhaal dat volgt”.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Mijn dankwoord bij de prijsuitreiking: ''Ach, ik heb geen hekel aan straatmuzikanten, heb alleen hekel aan sommige straatmuzikanten. En het verhaal is niet autobiografisch.''

    BeantwoordenVerwijderen