donderdag 25 juli 2013

De Zomer van Levi Leipheimer hoofdstuk 5



-5-

Het is de dag van het hoogtepunt van de jaarlijkse Gay Pride, de Potenparade.
Karel, Harry en Murk zitten op de bank voor de kerk bier te drinken.
Een bontgekleurde, luidruchtige optocht van schoongeboende mestkarren, met beau homoians, die weer alles uit de kast hebben gehaald, trekt langs de Vondelgracht, slaat linksaf en neemt de Via Fabiola in de richting van het Gerrit Komrijplein.
Het is een ludieke manifestatie tegen religieuze moraalridders.
De karren refereren aan de wagens waarop vroeger overtreders van zedelijke geboden door dorpen werden gereden.
Voorop rijden twee leden van de prinsemarij op witte paarden, daarna volgt de wagen van burgemeester Job Cohen met de kersverse vicepremiers van het vijfde kabinet van Johannes Petrus Balkenende, Ronald Plasterk en Femke Halsema.
Karel roeptoetert.
“Cohen is een nietje!”
Murk denkt dat hij het niet goed heeft verstaan, maar Karel legt uit dat hij altijd bedoelt wat hij zegt.
“Cohen is een nietje, hij probeert immers altijd alles bij elkaar te houden!”
Harry doet ook een duit in het zakje.
“Ik ben blij dat die Ggggggristenen uit de regering zijn, ze begonnen zich Godverdomme ook al met ons eigen DNA te bemoeien.”
Murk herinnert zich een uitspraak van Maarten van Rossem.
“George Bush sr. was volgens evangelist Billy Graham door God uitverkoren om president te worden en daarop reageerde van Rossem met de opmerking: “Waarom maken ze onze lieve Heer dan niet meteen zelf president?”
Karel bulderlacht.
“Nou, ik ben benieuwd hoe lang dit kabinet het weer zal gaan volhouden.”
Murk merkt op dat het in ieder geval nooit erger dan het eerste kabinet Balkenende kan zijn.
“Gortiger dan met die gasten van de Lijst Plee Figuren kunnen ze het niet maken.”
Karel weet dat zo net nog niet.
“Dit is ook een samengeraapt zooitje.”
“Eigenlijk ben ik helemaal niet zo voor de democratie, het is dat dictaturen zo'n slechte naam hebben.”
Murk grimlacht en haalt een citaat van Winston Churchill aan.
“Als je vijf minuten met een kiezer hebt gesproken ben je tegen democratie.”

Karel vat een krantenartikel samen.
“Bij de bouw van de metroringlijn is er sprake van verzakkende omstandigheden onder de Lucebertgracht.”
“Dat gaat dus dezelfde kant op als met die Commissaris Kaasjagerparkeergarage onder de Roland Holstgracht.”
“Die  was bedoeld  om het centrum autovrij te maken, maar is alleen geschikt voor wateropvang.”
Harry cultuurpessimiponeert een stelling.
“Je weet toch ook wel dat ervaringen uit het verleden geen garantie voor een toekomst zonder ellende bieden.”

Murk diept enkele familieanekdotes op.
“Het driejarige kleinzoontje van mijn oom riep altijd: “Opa!” als hij een jeneverfles zag.”
“En die oom belde na een feestje mijn vader eens op om te vragen hoeveel buizen de Anne Franktunnel nu eigenlijk had.”
Karel struikelt over zijn tong.
“Die zag vast meer dan hem lief was...  DDUUBBBBEEEELLLL.”
Harry debiteert nog maar eens een axioma.
“Ja, elke dag dronken zijn is ook een regelmatig leven.”
“Dat houd ik staande.”
Karel dient van repliek.
“Zorg jij maar dat je zelf op de been blijft of niet staande wordt gehouden door de smerissen.”

Harry, Murk en Karel blijven nog een tijd op het bankje hangen.
De rest van de conversatie bestaat voornamelijk uit woorden van minder dan twee lettergrepen die, nadat Murk heeft ontdekt dat hij zijn eigen naam kan boeren, regelmatig worden onderbroken door geluiden die diep uit het menselijke lichaam komen.

Murk wankelt door de stad en smakt enkele malen tegen het plaveisel.
Op een heerlijk helder moment constateert hij dat hij zich op de pont naar Oost bevindt.
Hij weet niet meer precies waar en wanneer hij de anderen is kwijtgeraakt.
Als Murk het veer wil verlaten moet hij zich eerst door honderden studenten wringen, die zich als lemmingen op de kade verdringen.
“Ach, de introductieweek van de universiteit.”
Het lukt hem nog net van de pont af te komen voordat deze weer afvaart.

Het is nu nog maar een peulenschil om zijn voordeur zonder verdere uitglijders te bereiken.
Als hij de ark betreedt begint Ma Hemelsoet meteen een half verhaal te vertellen.
Murk begrijpt er niets van, ze is het verhaal al eerder begonnen in haar hoofd, maar houdt er geen rekening mee dat hij het begin gemist heeft.
Murk zuchtlispelt.
“De dementaliteit  van tegenwoordig!”
Moeder hoort het niet, ze gaat onverstoorbaar door met haar verhaal.
Zelfs als Murk de kamer al heeft verlaten.



Om de kosten te dekken is Blogbuster afhankelijk van vrijwillige bijdragen.
Meer informatie hierover leest u op
 Onze thuispagina