donderdag 28 november 2013

De Zomer van Levi Leipheimer hoofdstuk 8

-8-

Murk loopt Eddy tegen het lijf.
Volgens hem heeft zijn verjaardagsviering nog lang geduurd en was het nog heul erg gezellig geworden. “We konden na middernacht gratis zuipen in het Alcoholhol en mochten daarna ook nog mee naar boven om te neuken.”
Murk trekt zijn wenkbrauwen op en vraagt verbaasd of hij dat werkelijk heeft meegemaakt.
Eddy schaterlacht. “Nee, maar m'n zus wel!”
Murk amperlacht, hij is nog net niet dronken genoeg om deze vorm van humor ten volle te kunnen waarderen. Hij twijfelt of hij nog een biertje zal halen of toch maar naar de BBB zal gaan om te schrijven. Hij besluit de definitieve beslissing nog even uit te stellen en loopt in de richting van de bibliotheek én de JanCampert. Als hij op de hoek Karel met een hoeveelheid blikken koningswater, die zelfs hij voor de uiterste houdbaarheidsdatum in zijn eentje niet kan legen, tegenkomt, is de keuze snel gemaakt. Het is immers zoveel socialer om met maten te drinken.

Murk en Karel nemen plaats op het bankje voor de Vondelkerk en trekken een blikje open.
Karel vraagt Murk hoe het schrijven ener roman hem afgaat. Murk smuiklacht. “Als ik jou niet had ontmoet, was ik vandaag naar de bieb gegaan.” Karel grinnikt. “Ja, dat zal wel.”
Murk voelt zich gedwongen de dorst zijn prille carrière als auteur spoorslags voort te zetten nader toe te lichten. “Ach, wat zal ik zeggen, het talent blijft voortwoekeren, ik heb nog wel geprobeerd het te verdrinken, maar het komt toch telkens weer bovendrijven.”
Karel maakt een snuivend geluid. Murk negeert en hervat. “Er zijn in Gedogia ruim één miljoen mensen die denken dat ze een boek kunnen schrijven. Daar ben ik er slechts een van. Maar ik heb toch ook al achttien miljoen taalgenoten achter me gelaten. Ik zit dus zogezegd in de kopgroep.”
Karel neemt nog een slok, spoelt de bewering van zijn vriend langs tanden en huig door het keelgat omlaag, en knikt bedachtzaam. “Tjaaaa, wie schrijft, die blijft. Blijft in ieder geval, of dan toch zeker wel, ten minste van het bier af.”

Binst de bange burgers, die de zwijgende meerderheid van wakker Gedogia vormen, zich heel erg druk over onbeduidende zaken, zoals hypotheek, kinderopvang en werkgelegenheid maken, bespreken Karel en Murk de grotere zaken des levens. De internationale en landelijke politiek, de algemene toestand van de wereld, armoede, oorlogen en klimaatverandering en uiteraard de Tour de France.
Vier blikken bier verder hebben ze, in theorie, al het wereldleed opgelost. Ze zijn het alleen nog niet helemaal eens over de vraag wie de Tour, die volgende week van start gaat, dit jaar zal gaan winnen.
Volgens Murk zal het de Zomer van Levi Leipheimer worden. Dat heeft hij weliswaar al sinds Lance Armstrong voor de eerste keer is gestopt beweerd, maar dit jaar weet hij het heel erg zeker.

Murk weet dat hij voor vandaag genoeg gedronken heeft en, ofschoon hij zich niet langer in staat acht een relevante bijdrage aan de wereldliteratuur te leveren, loopt hij toch nog maar even langs de bibliotheek om daar zijn e-mail te checken en nog enkele feitjes te gaan yahoogelen.
Op het moment dat hij bij de BBB arriveert zijn werklieden daar net bezig vlaggen te plaatsen om een ieder aan te sporen de open dag van het AnnaEnquistconservatorium te bezoeken. De mededeling verwaait, omdat de wind de vlaggen zo draait dat de tekst slechts in spiegelschrift, of vanaf het water, te zien is.

Na een klein uur verlaat Murk de bieb. Bijna etenstijd. Hoog tijd om naar huis te gaan.
Thuisgekomen beantwoordt ma Hemelsoet zijn “hoi, daar ben ik weer!” niet.
Hij treft moeder in de huiskamer op de bank aan. Op de televisie wordt de loting van de Champions League voltrokken.
Mevrouw Hemelsoet had vroeger altijd een enorme hekel aan programma’s over voetbal, maar kijkt tegenwoordig naar alles wat beweegt. Kortelings heeft Murk haar nog bij een uitzending over de islam, in het Berbers, aangetroffen.
Als hij omzichtig om haar heen loopt, beweegt moeder haar hoofd. Gelukkig ze leeft nog.

Murk gelooft niet in leven na de dood. Zelfs niet in het geval van ma Hemelsoet.
Eigenlijk zou hij het liefst, net als Emily Dickson bij haar vader deed, eerst diepgravend willen onderzoeken of er wel een hiernamaals bestaat, aleer hij haar aan het graf toevertrouwd.

Murk vraagt moeder waar ze in hemelsnaam naar zit te kijken. “Dat is geen bingo hoor!”
Moeder reageert nauwelijks en Murk besluit dat het maar het beste is voor het eten te gaan zorgen.