zaterdag 17 september 2016

Herfstval hoofdstuk 4

-4-

Murk verheugt zich op de avond, dan zal hij op zijn neef Roel en nicht Franka gaan passen.
Voor die tijd is hij van plan het grootste gedeelte van de dag te gaan schrijven.

Op de pont op weg naar de BBB leest Murk in de krant dat Wouter Bos, voormalig minister van financiën in Balkenende IV, door zijn opvolger Jos Hessels is aangezocht om de onlangs heropgerichte Nederlandsche Handel-Maatschappij te gaan leiden.
Het eerste voorstel van Bos in zijn nieuwe functie is de sponsornaam van Feyenoord van FORTIS in SCHATKIST te veranderen.
In de aanloop naar de Amerikaanse Verkiezingen heeft de republikeinse kandidaat, de tv-dominee Muntz, een nieuwe kreet gelanceerd: J.O.B.S.
Murk begrijpt het eerst verkeerd, hij denkt dat het een kreet uit een raptekst is: JO! Bull Shit!

Als Murk de BBB wil binnengaan, loopt de draaideur weer eens vast in de stroom mensen die willen lezen en studeren. Murk wentelt zich in cultuurpessimisme.
''Typisch iets voor inwoners van dit land, die kunnen ook nooit wachten tot de mensen uit bussen en treinen zijn gestapt.''

De dag verloopt rustig, Murk schiet lekker op met schrijven.
Voordat hij de trein naar Walden neemt, gaat hij nog even een biertje halen bij de JanCampert.
Als hij op de Roemer Vissscherkade net zijn blikje heeft opengetrokken, ontwaart hij in de verte een agent aan de kant van het water.
Voor hij gaat kijken wat er aan de hand is, stopt Murk het blik in z'n binnenzak. Hoe druk agenten het soms ook hebben, ze zijn nooit te beroerd een bon uit te schrijven.
De politieman staart naar een man in het water die driftig weg probeert weg te zwemmen.
Aan de overkant duiken meer agenten op. Ze gebaren naar de eerste agent. De zwemmer is inmiddels tussen enkele woonarken verdwenen.
Binnen vijf minuten staat de kade vol met politie en brandweer. Ze sommeren de man op
de kant te komen en daar wordt hij met een paralyser op zijn knieën gedwongen.
Het gerucht doet de ronde dat de man iemand met een mes zou hebben bedreigd.
In afwachting van een ambulance wordt zijn ontblote bovenlijf met oranje folie bedekt om onderkoeling te voorkomen.
Murk denkt er het zijne van.
''Mooi ingepakt, als ze er nou nog een strik omheen doen van dat lint waar de gracht inmiddels mee is afgezet, kan hij zo mee.''
Het verkeer op de gracht staat muurvast. De bestuurder van een bestelwagen vraagt een agent zijn boze baas aan de telefoon uit te komen leggen dat hij echt niet verder kan rijden.
De inmiddels gearriveerde cameraman van het lokale tv-station vraagt Murk of hij weet wat er is gebeurd.
Murk vertelt dat hij bijna niets heeft gezien, slechts geruchten heeft gehoord en dus ongeschikt is een verklaring voor het stadsnieuws af te leggen.
Als de man met de ambulance is afgevoerd, keert de sereniteit op de gracht weer en vervolgt Murk zijn weg in de richting van het hoofdspoorwegstation.

In de trein naar Walden denkt Murk terug aan een incident dat ruim een jaar eerder voor de Vondelkerk heeft plaatsgevonden.
Karel, Harry en Murk zaten op het bankje aan de Vondelgracht te drinken en Gijs Stavast voegde zich bij hen.
Gijs is een veelweger, hij oogt zwanger, omdat hij bijna elk moment van de dag in blijde verwachting van zijn volgende blik bier is.
Hij draagt altijd iets te kleine shirts, daaronder puilt zijn navel uit en die lijkt hierdoor nog het meest op een kurk, die onder hoge druk staat en elk moment weg kan schieten.
Gijs zit veelal in de BobdenUylkliniek, een psychiatrische inrichting, omdat zijn galachtige gestel in combinatie met drank vaak tot amok leidt.
Murk vroeg hem eens hoe hij het toch voor elkaar kreeg om 11 maanden per jaar ingesloten te zijn.
Gijs antwoordde: ''Ja, je weet hoe dat gaat.'' Murk had geen idee, maar wist bijna zeker dat hij het niet hoefde te weten om zijn leven in alle gelukzaligheid te kunnen blijven vervolgen.
Toen het door Gijs meegebrachte, kwistig uitgedeelde bier op was, vroeg hij Murk meer bier te halen.
De Jan Campert op het Brederoplein had geen bier meer en Murk moest naar de supermarkt op de Jakobus Cornelis Bloemstraat, een kleine tien minuten verder, lopen.
Toen Murk met het bier terugkeerde, was de Vondelgracht met politielint afgezet, stond er een politieauto en reed er net een ambulance weg.
Op het bankje zat Karel met twee agenten te praten. Van Harry en Gijs ontbrak elk spoor.

Toen de afzetting was opgeheven en de politie wegreed, zette Karel uiteen wat er was voorgevallen, terwijl Murk bier haalde.
Gijs begon te zingen en toen Karel opmerkte dat het ietwat vals klonk, reageerde Gijs ontstemd.
''Ik zing helemaal niet vals, ik probeer de droevige kant van een noot te halen.''
''En toen was het laatste blikje bier op en begon Gijs op luide toon ''bier hier!'' te roepen.
Harry probeerde Gijs nog te kalmeren, maar dat werkte averechts. Gijs gooide Harry’s tas, met alles wat hij bezat, in het water. Harry zag zijn hele leven in het water verdwijnen en er knapte iets bij hem. Hij gooide Gijs achter de tas aan. Eigenlijk niet met de intentie wraak te nemen, maar om hem op deze wijze te dwingen de tas uit het water te halen.''
Terwijl ze de door Gijs betaalde voorraad bier soldaat maakten, vertelde Karel verder.
''Gijs kan zo ongelooflijk irritant zijn, ik heb hem ook wel eens een bijna doodervaring gegeven.''
Murk moest toch even vragen wat Karel daar mee bedoelde.
''Ik stond op het punt hem een enorme mep te geven,'' legde Karel uit.
Karel verzekerde Murk dat de politie Harry alleen had meegenomen voor een getuigenverklaring.
''Ze weten hoe Gijs is, ze hebben hem vaak genoeg terug moeten brengen naar de inrichting.''
Daarop had Murk diep gezucht en gevraagd hoe het was afgelopen.
''Die ambulance heeft Gijs zeker meegenomen?''
Karel kon niet anders doen dan dit bevestigen.
''Zo zei het, en als ze hem hebben drooggelegd, mag hij vast weer terug naar de BobdenUyl.''

Het bier dat Murk voor Gijs, Harry, Karel en hemzelf had gehaald was genoeg om de rest van middag door te komen en Karel had nog een gedicht geToonHermanst.

Je hebt iemand nodig,
stil en oprecht,
die als je in zeven sloten tegelijk loopt,
nog dagen naar je dregt.

Wat er de rest van die dag gebeurde, staat Murk niet meer helder voor de geest. Gijs heeft hij sindsdien nooit meer gezien. Harry liep hij een dag later weer tegen het lijf.

De trein rijdt Walden binnen. De auto van Jacqueline staat er nog niet. Murk wacht.
In de gratis krant die hij bij het station heeft meegepakt, staat een bericht over de grootste honingschimmel ter wereld, die onlangs in Oregon, in de Verenigde Staten, is ontdekt.
De reusachtige zwam is 2400 jaar oud en de wortels spreiden zich over een gebied van 890 hectare uit.
Om de tijd te doden rekent Murk uit hoe groot dat gebied is, bijna drie bij drie kilometer, ongeveer net zo groot als het centrum van Louloenen.
Murk glimlacht bij het idee dat de wortels van de onder mycologen als fungi bekend staand organisme ook zijn stad zou kunnen ondermijnen.
''Bij de Parijse revolte van mei 1968 werd geroepen dat er onder de straatstenen van de stad het strand lag, ik vraag me af wat er opduikt als je bij ons de tegels licht.''

Jacqueline arriveert. Murk stapt in en vertelt dat hij genoeg boterhammen, fruit en avondeten voor ma heeft neergezet.
''Ze zei dat ze het allemaal niet snapte wat ik over het oppassen vertelde. Dat ze wel vroeg naar bed zou gaan. Ze vroeg eerst of Roel en Franka bij haar kwamen en toen heb ik haar nog een keer uitgelegd dat ik bij jou thuis op ging passen. Later vroeg ze naar welke voorstelling ik ging en heb ik opnieuw verteld dat jij en Erwin naar het galadiner van de Lions Club gingen, maar het drong niet tot haar door.''

Thuis verkleedt Jacqueline zich snel, drukt Roel op het hart dat hij om tien uur in bed moet liggen en vertrekt met Erwin naar het feest.
Franka is met vriendinnen naar de bowlingbaan. Murk en Roel warmen een pizza op.
Murk beseft dat hij slechts een tijdelijk en beperkt mandaat over zijn neef en nicht heeft.
Hij vindt dat ze zelfbeschikkingsrecht hebben, als ze nu nog niet opgevoed zijn, kan Murk er ook niets meer aan doen.
Bij brand, oorlogen, vergaande zedeloosheid, aardbevingen en andere rampen is het vroeg genoeg om de noodtoestand uitroepen.
Roel daagt Murk uit voor een partijtje schaak.
''Ik heb geoefend.''
Maar zelfs ondanks dat Murk bij de zesde zet zijn koningin verspeelt, weet hij de match nog glansrijk te winnen.
Roel verdwijnt gedesillusioneerd naar zijn kamer om met zijn spelcomputer te gaan spelen. Murk grijpt de kans aan om op de computer verder te gaan werken aan zijn roman.

Franka is tien minuten vroeger thuis dan afgesproken. Murk overweegt nog om tegen haar te zeggen dat ze nog maar even tien minuten naar buiten moet gaan om met een vriendje of vriendinnetje te gaan zoenen of zo, maar hij beseft dat ze daar waarschijnlijk nog te jong voor is.
Franka vertelt enthousiast over het bowlen en verdwijnt ook naar haar kamer.

Als Murk om tien uur gaat kijken hoe het met Roel gaat, constateert hij dat deze inderdaad op tijd in bed ligt. In het bed van zijn ouders. Hij ligt tv te kijken. Murk keurt het goed. Jacqueline heeft immers niet gezegd dat hij op tijd in zijn eigen bed moest liggen.

Een uur later loopt Murk de slaapkamer van Jacqueline en Erwin binnen om Roel te vragen of het hem toch niet verstandiger lijkt zijn eigen bed op te gaan zoeken, voordat zijn ouders terugkomen.
Maar Roel is al verdwenen, hij ligt in zijn eigen bed en slaapt.

Als Murk de volgende dag thuiskomt, blijkt ma tijdens zijn afwezigheid het alarm, dat ze voor noodgevallen om haar hals draagt, te hebben geactiveerd. Er ligt een briefje dat er iemand van de centrale is langsgekomen. Er blijkt niets aan de hand te zijn geweest, waarschijnlijk alleen een vlaag van eenzaamheid, van iemand die niet meer zo goed op zichzelf kan passen.


 






 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten