maandag 6 januari 2014

De Zomer van Levi Leipheimer hoofdstuk 13

-13-

Murk heeft een paar uur in de BBB aan zijn roman zitten tikken, als hij buiten opeens veel lawaai hoort. Hij gaat op het balkon van de lunchroom kijken wat er aan de hand is.
Koningin Beatrix heeft tijdens de opening van het nieuwe AnnaEnquistconservatorium, naast de BBB, pauze genomen en staat op het dakterras schuin boven Murk een sigaret te roken. Het is haar, evenmin als ieder ander, niet toegestaan binnen te roken. Twintig meter lager biedt een dertigtal leden van het Republikeins Genootschap haar een fluitconcert aan.
Als het rumoer verstomd is, wil Murk weer doorgaan met schrijven, maar herinnert zich dat hij Ruud nog zijn reeds geschreven materiaal zou sturen.

Nog ver voor het moment dat Murk naar huis had willen vertrekken, heeft Ruud al terug gemaild.''Je schrijft wel erg veel over drank!''
Murk beantwoord de mail onmiddellijk. ''Dan moet je Charles Bukowski maar eens lezen. 'Post office' bijvoorbeeld. Hoe die man nog zoveel boeken heeft kunnen schrijven, mag Satan weten.''

Nu Murk eenmaal de geest uit de fles heeft opgeroepen, is hij niet meer in staat veel te schrijven en gaat op zoek naar een biertje. Hij hoeft niet ver te zoeken. Als de dorst groot genoeg is, is er altijd een JanCampert nabij.
Dwalend door het centrum komt Murk bijna als vanzelf bij de Vondelkerk, een van de plekken die als 'het doucheputje voor het vuil van de stad' dienst doen. Op het bankje aan de Vondelgracht zitten Eddy en Karel een jointje te roken. Hun gesprek over de kredietcrisis gaat gepaard met veel gelach. ''Er is weer een bank omgevallen'', proest Eddy.
Murk gaat op het bankje ernaast zitten.
''Als dit bankje maar blijft staan'', schatert Karel.
''Dat is dan het resultaat van honderden miljoenen jaren evolutie'', mompelt Murk.
“Zeg Murk, heb jij nog liquide middelen? Het bier is op!'', brult Eddy.
Murk haalt bier, drinkt nog wat, maar als er op het andere bankje over de 'beermarket' in plaats van de 'bearmarket' wordt begonnen, vindt hij het hoog tijd om naar huis te gaan.

Op de pont over de Doolaard zit een man verdiept in 'De Toverberg' van Thomas Mann.
Hij wordt hierbij gestoord door een jonge zwerver die hem vraagt waar het boek over gaat.
De man vertelt dat de roman over een jongeman handelt, die zich in een sanatorium in Zwitserland bevindt. De knul kent het verschil tussen mortuarium en sanatorium niet. ''Is ie dood dan?''
Op de gezichten van de medepassagiers breekt een milde glimlach door.
De lezer blijkt over genoeg geduld te beschikken om de zwerver de juiste betekenis van het woord sanatorium uit te leggen. De jongen luistert aandachtig en vertelt dat hij slechts zelden leest, maar in het geval dat hij dit wel doet ''liever een informatief boek heeft''.
Op het moment dat de man zijn nieuwsgierigheid, naar welke onderwerpen de interesses van de knaap dan zoal uitgaan, wil bevredigen, komt het antwoord al. ''Bijvoorbeeld een telefoonboek''.
Murk vindt het erg jammer dat de pont de overkant al heeft bereikt.
''Het leven is vaak absurder dan fictie, met het observeren van zulke literaire ontmoetingen heb je bijna geen boeken meer nodig''.

Als Murk thuiskomt en ''ik ben het, ma'' roept, reageert moeder met ''ja, dat zal wel!''
Murk zet de radio in de keuken aan en hoort tot zijn ontzetting dat alle oppositiepartijen aan de vooravond van Prinsjesdag gedeelten uit de 'Nota betreffende den toestand van ’s lands financiën' naar hen goedgezinde kranten hebben gelekt en de voorzitter van de tweede kamer daar verbeten op heeft gereageerd.
Murk kookt. Ma Hemelsoet suft.
Murk dient het eten op. Moeder eet.
De avond verstrijkt.







Geen opmerkingen:

Een reactie posten