zaterdag 20 juli 2013

De Zomer van Levi Leipheimer hoofdstuk 4



-4-

Murk loopt in de richting van de BBB, schopt tegen een steentje en zucht.
Dat lijkt wel het zelfde steentje dat ik gisteren, eergisteren en de dag daarvoor heb weggetrapt.”
Wie legt toch die steentjes elke dag op dezelfde plek terug?”

Vandaag houdt Murk het schrijven langer vol.
Na een paar uur besluit hij een frisse neus op het dakterras van de bibliotheek te gaan halen.
Van de achtentwintigste verdieping is het uitzicht over de hoofdstad fantastisch.
Je kunt helemaal tot aan de Tommy Wieringarondweg kijken en in de verte kan hij de drie heuvels, de van Maerlantheuvel, de van Deysselheuvel en de Perkheuvel, de yuppenbuurt van Louloenen, zien liggen.
Links is het hoofdspoorwegstation en de pont naar Oost nog net zichtbaar en recht beneden hem het nieuwe AnnaEnquestconservatorium in de vorm van een witte vleugel, waar bij slecht weer het zonneterras met een klep gesloten kan worden.
Murk constateert dat het erg mooi weer is, werpt nog een blik op de fleurige vlekjes beneden, die best wel eens zonnende conservatoriumstudentes zouden kunnen zijn.
De  zomer valt dit jaar klaarblijkelijk op een woensdag.”
Hij besluit toch nog maar even de stad in te gaan.

Er zit geen enkele bekende voor de Vondelkerk.
Murk’s plaats is ingenomen door toeristen.
Hij gaat bier halen en vindt een plekje aan de Roland Holstgracht.

Op het bankje naast Murk zit een meisje van de zon en de muziek op haar iPod te genieten.
Ze is te mooi om echt te zijn.
Haar pump glijdt van haar voet en onthult teennagels met lichtroze nagellak.
Het stipje dat op de nagel van de kleinste teen is aangebracht is kleiner dan een lieveheersbeestje.
Haar hoofd en voeten swingen met de voor de rest van het heelal onhoorbare muziek mee.
Murk bedenkt dat hij zou willen dat hij schrijver was.
Dan zou dit moment mooi te beschrijven zijn, alsof je een foto maakt, maar dan zonder een camera te gebruiken waardoor de geportretteerde wellicht opgeschrikt wordt.“

Als Murk later op het A.F.Th. van der Heijdenplein nog een blikje bier opentrekt strijkt er een lieveheersbeestje op zijn knie neer.
Weer een van die dingen die hem al in geen jaren zijn overkomen.

Murk loopt zacht zingend verder door de stad.
Hij heeft zijn beide benen op de grond, maar zijn neus in de lucht en waant zich in de zevende hemel.
Mimimimi, de stemming zit er weer goed in.”

Murk stapt door, drinkt nog een biertje, zingt met een straatmuzikant mee, drinkt nog een biertje, denkt aan niets meer, niet aan ..., niet aan … en zeker niet aan ...
Hij ziet slechts zonlichtstralende vrouwen en beent maar verder, langs de Nesciolaan, de straat, die wat Murk betreft, vandaag best de mooiste plek van Europa mag worden genoemd.
Wat zeg ik, de mooiste plek van het heelal.”

Later, als Murk ook niet meer precies weet waar hij domweg gelukkig loopt te zijn, maakt de straat of staat waarin hij zich bevindt ook niets meer uit.

Ten lange leste blijkt elke straat naar het station, de pont en thuis te leiden.
Ma Hemelsoet is, in weerwil van het feit dat het nog pas vijf uur ’s middags is, al naar bed.
Murk eet nog wat en valt niet veel later, rozig geworden van bier, zon en geluk, op zijn bed in slaap.
Het was een heerlijke dag, ondanks dat hij niemand tegen kwam.
Geluk is niet te krijgen wat je wilt, maar te willen wat je krijgt.



1 opmerking:

  1. Geluk is tevreden zijn met wat je hebt.
    Mooi verslag van een dagje Amsterdam met Murk.
    Graag gelezen en groetjes: Peter.

    BeantwoordenVerwijderen