-13-
Murk
heeft een paar uur in de BBB aan zijn roman zitten tikken, als hij
buiten opeens veel lawaai hoort. Hij gaat op het balkon van de
lunchroom kijken wat er aan de hand is.
Koningin
Beatrix heeft tijdens de opening van het nieuwe
AnnaEnquistconservatorium, naast de BBB, pauze genomen en staat op
het dakterras schuin boven Murk een sigaret te roken. Het is haar,
evenmin als ieder ander, niet toegestaan binnen te roken. Twintig meter
lager biedt een dertigtal leden van het Republikeins Genootschap haar
een fluitconcert aan.
Als
het rumoer verstomd is, wil Murk weer doorgaan met schrijven, maar
herinnert zich dat hij Ruud nog zijn reeds geschreven materiaal zou
sturen.
Nog
ver voor het moment dat Murk naar huis had willen vertrekken, heeft
Ruud al terug gemaild.''Je
schrijft wel erg veel over drank!''
Murk
beantwoord de mail onmiddellijk. ''Dan moet je Charles Bukowski maar
eens lezen. 'Post
office' bijvoorbeeld. Hoe
die man nog zoveel boeken heeft kunnen schrijven, mag Satan weten.''
Nu Murk eenmaal de
geest uit de fles heeft opgeroepen, is hij niet meer in staat veel te
schrijven en gaat op zoek naar een biertje. Hij hoeft niet ver te
zoeken. Als de dorst groot genoeg is, is er altijd een JanCampert
nabij.
Dwalend
door het centrum komt Murk bijna als vanzelf bij de
Vondelkerk, een van de plekken die als 'het doucheputje voor het vuil
van de stad' dienst doen. Op het bankje aan de Vondelgracht zitten
Eddy en Karel een jointje te roken. Hun gesprek over de kredietcrisis
gaat gepaard met veel gelach. ''Er is weer een bank omgevallen'',
proest Eddy.
Murk gaat op het bankje
ernaast zitten.
''Als dit bankje maar
blijft staan'', schatert Karel.
''Dat
is dan het resultaat van honderden miljoenen jaren evolutie'',
mompelt Murk.
“Zeg
Murk, heb jij nog
liquide middelen? Het bier is op!'', brult Eddy.
Murk haalt bier, drinkt
nog wat, maar als er op het andere bankje over de
'beermarket' in plaats van de 'bearmarket'
wordt begonnen, vindt hij het hoog tijd om naar huis te gaan.
Op
de pont over de Doolaard zit een man verdiept in 'De Toverberg' van
Thomas Mann.
Hij
wordt hierbij gestoord door een jonge zwerver die hem vraagt waar het
boek over gaat.
De
man vertelt dat de roman over een jongeman handelt,
die zich in een sanatorium in Zwitserland bevindt. De knul
kent het verschil tussen
mortuarium en sanatorium niet. ''Is
ie dood dan?''
Op
de gezichten van de medepassagiers breekt een milde glimlach door.
De
lezer blijkt over genoeg geduld te beschikken om de zwerver de juiste
betekenis van het woord sanatorium uit te leggen. De jongen luistert
aandachtig en vertelt dat hij slechts zelden leest, maar in het geval
dat hij dit wel doet ''liever een informatief boek heeft''.
Op
het moment dat de man zijn nieuwsgierigheid, naar welke onderwerpen
de interesses van de knaap dan zoal uitgaan, wil bevredigen, komt het
antwoord al. ''Bijvoorbeeld een telefoonboek''.
Murk
vindt het erg jammer dat de pont de overkant al heeft bereikt.
''Het
leven is vaak absurder dan fictie, met het observeren van zulke
literaire ontmoetingen heb je bijna geen boeken meer nodig''.
Als
Murk thuiskomt en ''ik ben het, ma'' roept, reageert moeder met ''ja,
dat zal wel!''
Murk zet de radio in de
keuken aan en hoort tot zijn ontzetting dat alle oppositiepartijen
aan de vooravond van Prinsjesdag gedeelten uit de 'Nota
betreffende den
toestand van ’s lands
financiƫn' naar hen goedgezinde kranten hebben gelekt en de
voorzitter van de tweede kamer daar verbeten op heeft gereageerd.
Murk kookt. Ma
Hemelsoet suft.
Murk dient het eten op.
Moeder eet.
De avond verstrijkt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten