zaterdag 4 februari 2017

Lentebal hoofdstuk 3

-3-


Het is de dag voor het begin van de Boekenweek.
Het thema dit jaar is Tjielp Tjielp – De literaire zoo.

Het idee voor de Boekenweek is in de jaren '30 ontstaan, overgenomen uit Italië.
In de jaren '20 werd deze onder het regime van Benito Mussolini ingevoerd, omdat de fascistische leider vond dat boeken een goed middel waren om propaganda te bedrijven en het volk beschaving bij te brengen.

De boekwinkels zijn al weken gevuld met boekjes van schrijvers die ooit wel eens een dier zijn tegengekomen.
De onderwerpen van de aangeboden geschriften lopen uiteen van de liefde voor het huisdier, dieren in de oudheid, het beest in de mens, de smaak van gekookte of gebraden dieren. Daarnaast zijn er tientallen bundels met dierengedichtjes. Er is zelfs een pocket over dieren die in de oorlog zijn gestorven, dolfijnen die zeemijnen opspoorden, honden die antitankgranaten detecteerden en duiven die werden afgeschoten bij het overbrengen van geheime boodschappen.

Murk wordt wakker met pijn in zijn rug. Hij weet niet of dit komt, omdat hij de vorige dag te lang in een verkeerde houding achter zijn laptop heeft gezeten of door de pen, waarmee hij 's avonds nog aantekeningen heeft gemaakt, die hij bij het ontwaken onder zijn lichaam aantrof.

Vanavond zal het Boekenbal worden gehouden. De genodigden is verzocht met een wild accent dat aan het thema van dit jaar refereert naar het festijn te komen.
Karel Nooitgedacht heeft twee uitnodigingen voor het schrijvers- en uitgeversfeest vervalst en wil daarmee proberen zich samen met Murk naar binnen te bluffen.
Murk heeft met Edwina afgesproken haar hangbuikzwijntjes Knor en Unox te lenen om aldus geheel in stijl te kunnen verschijnen.
Hij hoopt dat de aanblik van de dieren de controleurs zo zal afleiden dat zij niet al te scherp naar de invitaties zullen kijken.
Karel en Murk hebben afgesproken elkaar aan het begin van de avond te ontmoeten.
Tot die tijd wil Murk zich aan een nieuw, beestachtig hoofdstuk gaan wijden.
Het ochtendjournaal brengt verheugend nieuws over een van de vier zeehonden, die een maand geleden uit de zeehonden-crèche in Pieterburen zijn ontsnapt.
Seppe bleek in het Tjongerenkanaal bij de Friese plaats Mildam te zijn ondergedoken.
Een medewerker van een restaurant zag het beest langskomen zwemmen en belde met de beheerster van de crèche, Lenie 't Hart. Deze alarmeerde hierop onmiddellijk de autoriteiten, zodat er afzettingen onder naburige bruggen konden worden aangebracht om te voorkomen dat het dier in de richting van de Fryske meren kon ontkomen.
Het is nog niet gelukt het dier te vangen. 
Na dit bericht volgen er beelden van een Japanse minister die de vorige dag is afgetreden, omdat hij tijdens een persconferentie de indruk wekte dat hij dronken was.
Het papperige, slaperige hoofd van de bewindsman doet denken aan de met hun kop knikkende speelgoedhondjes, die sommige mensen op de hoedenplank van hun auto plegen mee te voeren.
De bestuurder beweert dat hij niet beschonken was. Dat zijn gesteldheid het gevolg is van het gebruik van een medicijn tegen de griep.
Hij is niet de eerste politicus die door drankmisbruik in opspraak is gekomen.
Jan Pronk - minister van ontwikkelingssamenwerking tijdens het kabinet Den Uyl - reed ooit na het drinken van twee flessen alcoholica zwalkend op een stepje door Den Haag.
De voormalige president van Rusland, Boris Jeltsin, was tijdens een tussenstop in Ierland niet in staat om zijn vliegtuig te verlaten om zijn ambtsgenoot te begroeten. Hij liep tijdens een verblijf in Washington in 1995 stomdronken, slechts gekleed in onderbroek, op straat.
Toen een lid van de Amerikaanse geheime dienst hem een paar honderd meter van het Witte Huis oppikte, probeerde hij net een taxi aan te houden en mompelde dat hij een pizza wilde gaan halen.
Daarnaast is het een publiek geheim dat Wim Duisenberg, eveneens minister in het kabinet den Uyl, ook meer dan eens is aangehouden, omdat hij iets te veel met alcohol op had.
Volgens Murk werd er in het kabinet Den Uyl best wel veel gezopen.
Hij meent zich vaag te herinneren dat er indertijd ook een aquavitje met Henk Vredeling, de minister van defensie, is geweest en dat de mannenbroeders van ARP-huize zich tijdens de ellenlange kabinetsvergaderingen op de late avond ook niet onbetuigd hebben gelaten.
Het journaal eindigt met luchtiger nieuws over Barbie, die deze dag vijftig jaar is geworden.
Ze oogt jonger dan ooit en heeft dus klaarblijkelijk nog geen plastische chirurgie nodig.

Murk wil beginnen met schrijven.
Vooralsnog wordt hij afgeleid door een tafereeltje dat zich in zijn blikveld afspeelt. 
Er paraderen eenden over de steiger voor de ark in het Willem Brakmankanaal. 
Sinds ma Hemelsoet in het Eduard Douwes Dekker is opgenomen, verricht Murk zijn schrijfwerk in de huiskamer en ziet ze elke dag voor het raam langswaggelen.
Er schiet hem te binnen dat er nog twee rollen beschuit in het keukenkastje liggen en, omdat hij niet de minste behoefte heeft het licht verteerbare ontbijtproduct te verorberen, bedenkt hij een nieuw spel.
Het moet toch ook mogelijk zijn om met de platte, ronde stukken broodvervanger, die in rollen van dertien stuks worden verkocht, te sjoelen.
Hij loopt naar buiten om het te proberen. Het lukt hem niet de watervogels te raken.
Murk koestert een herinnering uit zijn vroegste jeugd.
Ma Hemelsoet had een zieke eend in de tuin aangetroffen en verzorgde het beestje een paar maanden.
Het daaropvolgende jaar was het dier weer helemaal opgeknapt en kwam haar dankbaarheid voor de geboden hulp betonen. Deed dit door regelmatig met een trits kuikens over het tuinpad te defileren.
Er zijn meer vogels in de tuin. Murk ziet ze vliegen, maar kent de soortnamen van de meeste niet. Wellicht is er onder hen wel een zwaluw aanwezig. De lente is duidelijk aan zijn opmars begonnen.
Het wachten is op meerdere exemplaren, die de zomer kunnen maken.

Het lukt Murk tot het eind van de middag zonder noemenswaardige onderbrekingen te blijven schrijven. Dan is het tijd de avondmaaltijd te gaan bereiden om op tijd voor de afspraak met Karel te kunnen zijn.
Murk laat zich de blinde vink goed smaken.
Alvorens hij vertrekt, verkruimelt hij de overgebleven beschuiten en voert de stukken aan de eenden op de steiger.

Onderweg naar de afspraak met Karel is er nog voldoende tijd om bier te gaan halen.
In afwachting van de komst van de pont opent Murk alvast een blikje. Hij neemt plaats aan een van de picknicktafels die aan de boorden van Den Doolaard staan en knijpt zijn ogen dicht tegen de felle lentezon.
Er wipt een konijn op nog geen meter afstand door het gras.
Murk bedenkt dat hij helaas geen wortels op zak heeft. Maar er is meer dan genoeg jong groenvoer voorhanden.
Hij drinkt zijn bier en concludeert in navolging van Willem Kloos dat de natuur best mooi is. Als je er iets te drinken bij hebt.
Een jong, punkachtig meisje merkt het konijn niet op en banjert met haar soldatenkistjes door het gras.
Murk maakt haar attent op de aanwezigheid van het beestje.
''Hé, pas op. Je loopt door zijn avondeten!''
Een klein jongetje komt aan de hand van zijn vader naderbij en stelt een schuchtere vraag over de eigendomskwestie van het knaagdier.
''Is dat jouw konijn?''
Murk schaterlacht.
''Je denkt zeker dat ik een goochelaar ben.''

Murk is ruim op tijd op de plek waar hij Karel zal ontmoeten.
Er zit nog niemand op het bankje voor de Vondelkerk.
Murk neemt plaats en kijkt naar de overkant van de gracht. Een gedeelte van het grasland ligt nu nog braak. Er lopen enkele, pas ingeweide, schapen. Volgend jaar zal daar ook nieuwbouw staan.

Het bier is al bijna op en Karel is veel te laat.
Murk wil naar de JanCampert om meer bier te gaan halen en belt Karel om te vragen waar hij toch blijft. Het duurt een tijdje voordat deze de oproep beantwoordt.
''Hé, waar zit je man. En waarom nam je niet meteen op?''
Karel brullacht.
”Ach, ik vind mijn nieuwe beltoon zooo leuk. Zal hem je straks wel laten horen.''
Murk spreekt met Karel af dat hij eerst bier gaat halen, dan naar de flat van Edwina aan de Koos van Zomerenlaan gaat en hem dan wel voor het GijsbrechtvanAmsteltheater zal ontmoeten.
''Anders bel ik je nog wel. Dan kan je nog een keer naar je beltoon luisteren. En vergeet de uitnodigingen niet!''

Zodra de deur van de flat van Edwina opengaat, springen Knor en Unox enthousiast tegen Murk op.
Edwina doet hen de glitterhalsbanden om en overhandigt haar neef de leibanden. 
Ze vertelt dat de zwijntjes net in bad zijn geweest en drukt hem op het hart goed op de dieren te passen.
Murk gaat op weg naar het theater.
Het kost hem moeite de uitgelaten varkens in bedwang te houden. Hij heeft geen hand vrij om een blik bier te openen. Laat staan alle voorbijgangers, die naar het ongewone trio zwaaien, terug te groeten.

Karel zit al met een biertje op een bankje in het midden van het Arthur Japinplein.
Hij haalt de nagemaakte uitnodigingen uit zijn binnenzak en toont ze Murk.
Murk knikt goedkeurend en voldoet aan het verzoek van zijn vriend om diens mobiele nummer in te tikken.
De telefoon van Karel produceert het luide gemekker van een koor geiten. De geluiden die over het plein schallen, maken de zwijntjes bijkans wild.
Murk is blij dat hij Unox en Knor stevig aan het bankje heeft gebonden.
Karel is in een, voor zijn doen, erg complimenteuze bui.
''Mooie, nieuwe broek heb je aan. Staat je goed.''
Murk is te verbaasd om direct op de loftuiting te reageren.
Karel is nog niet uitgesproken.
''Je figuur zit er nog niet in.''
Murk is blij dat Karel nog steeds de oude blijkt. Nu kan hij tenminste terug gaan katten.
''Ach, jij kan het immers ook niet helpen dat je modebewusteloos bent.''
Murk bekijkt de invitaties voor het bal wat nauwkeuriger. Ze zien er in zijn ogen goed uit. Hij spreekt de hoop uit dat ze de vergelijking met de originele kaarten kunnen doorstaan.
Karel reageert laconiek op zijn twijfels.
''Als we niet binnenkomen, kunnen we altijd nog naar Fantasio gaan.''
In de concertzaal wordt elk jaar een alternatief boekenfeest gegeven.
Dit keer is er een Friezenbal met Friese literatuur en muziek. De dichters en performers Tsead Bruinja, Anne Feddema, Hidde Boersma en Cornelis van der Wal zullen voordragen uit eigen werk.

Het wordt drukker bij de ingang van het Gijsbrecht.
Karel en Murk hebben stilaan genoeg gedronken om de moed op te kunnen brengen, zich bij de rij aan te sluiten.
De portier kijkt wantrouwig naar de kaarten, maar als Knor en Unox aan zijn broekspijpen beginnen te knabbelen, trekt hij zijn schouders op en laat het viertal snel door.
Karel en Murk betreden de rode loper.
Ze moeten de neiging bedwingen om luid te lachen en hard te gaan rennen.
Achter zich horen ze de deurwachters met elkaar praten.
''Ja, ik ken al die gasten ook niet, hoor. Maar dat zegt niets. Lees jij dan wel eens een boek?''
Murk en Karel schrijden door de zalen. Ze spiegelen de uitdrukkingen op de gezichten van de andere bezoekers in de hoop dat ze er uitzien als echte schrijvers.
Murk ontwaart een bar. Hij haalt twee bier, waar tot zijn verbijstering niet voor hoeft te worden afgerekend. Hij drukt er een in de hand van Karel. Deze slaat zijn glas steil achterover en begint, nu zijn zenuwen een beetje ontspannen, hardop te dichten.

Hier aanwezig te zijn
Of niet te zijn
Dat was de vraag
Maar nu kunnen we tenminste zeggen
Dat we er zijn geweest

Murk herinnert zich plotseling dat hij Karel op de avond van de Elfstedentocht op de televisie meende te hebben gezien.
Hij informeert of zijn vriend daar inderdaad bij is geweest en krijgt een bevestigend antwoord.
''Ja, dat klopt. Ik kwam nog iemand tegen van wie jij de groeten moest hebben. Ken jij... hoe heet ze ook alweer......... Eartha?''
Murk MonaLisalacht.
''Ja, die heb ik heb inderdaad wel eens ontmoet. Ik heb trouwens ook over haar geschreven.''
Karel en Murk worden meer en meer dronken.
Ze vallen nauwelijks uit de toon. Er zijn verscheidene aanwezigen al verder op weg naar de hoogste trede van de ladder der laveloosheid.
Een schrijver met Marokkaanse roots met een glas absint in zijn hand loopt op hen af, steekt zijn hand uit en...begint Unox en Knor te aaien.
''Welkom in het beloofde varkensland. Het is niet erg Halal om zulke dieren mee te nemen. Zijn ze van u?”
Murk stelt Unox en Knor voor en legt uit dat ze aan zijn homoseksuele nicht Edwina toebehoren.
De man proest.
''Kijk dan maar uit dat ze niet van een flat worden gegooid.''

Murk en Karel lopen verder. Af en toe herkennen ze een auteur, maar veel vaker moeten ze elkaar vragen wie de persoon in kwestie is.
Karel wijst op een grijzende versie van Art Garfunkel.
''Wie is dat alcohologram?''
''Kessels, J. Kessels, geloof ik. Maar ik weet niet meer precies waar de 'J' voor staat.''
''Hé, daar heb je Rudy Blouwkaus!''
Murk probeert Karel de juiste naam van de winnaar van de P.C. Hooft-prijs duidelijk te maken.
Karel wenst te volharden in zijn verbastering.
Bij de retirade staan drie in catsuit geklede, jonge vrouwen van de internetredactie van de nationale nieuwszender.
Ze drukken passanten kaartjes met namen van befaamde dieren in de hand en proberen hen te verleiden aan een filmpje mee te werken.
Karel en Murk lopen snel door en kijken van een afstand toe hoe bekende Gedogianen pogingen doen om de geluiden van de desbetreffende dieren te produceren.
Gerrit Komrij schittert in zijn rol van Gerrit de Glimworm. Beau van Erven Dorens grauwt de hoofdpersoon uit de film Jaws na. Hans Maarten Timotheus Krabbé doet in zijn rol van Tim de Beer enkele onzekere passen. Frenk van der Linde is een erg vroege paashaas. Midas Dekkers zingt vals over een van de rendieren van de Kerstman.
De bioloog vraagt of hij later op de avond, als zijn neus ten gevolge van de inname van drank nog iets roder is geworden, nog een herkansing kan krijgen om Rudolph na te doen.
Burgemeester Cohen tracht met zijn handen de tuimelingen van Flipper weer te geven. Henk Schiffmacher trekt de vergelijking tussen het Paard van Troje en Heleen van Royen. Matthijs van Nieuwkerk weet zich geen raad. Hij wil het kaartje met de naam van de viervoeter, die hem het meeste angst inboezemt, eigenlijk meteen weer teruggeven.
Karel hinniklacht. De presentator heeft er in zijn dagelijkse talkshow nooit blijk van gegeven moeite te hebben om Mister Ed, het sprekende paard, te imiteren.
Het lukt vicepremier Plasterk in eerste instantie niet om iets met het schaap Dolly te beginnen. Maar dan herinnert hij zich dat de ooi naar de rondborstige country & western zangeres Dolly Parton is genoemd, omdat het beest uit stamcellen van een borst is gekloond. Hij besluit dan maar de weelderige vormen van de diva uit te beelden.
Freek en Hella de Jonge dragen gezamenlijk een versje over Rupsje Nooitgenoeg voor.
De tekst van Eric Carle is voor bijna elke gelegenheid te benutten.
Zo werd het bijvoorbeeld in de voormalige DDR als antikapitalistische propaganda aangewend en gebruikte minister van Financiën Gerrit Zalm de naam van de vlinderlarve om zijn collega Ad Melkert als een wezen met een overmatige drang tot het overschrijden van zijn budget af te schilderen.
Murk moet aan een vuige roddel over de vermeende zuinigheid van Freek de Jonge denken, die al jaren in de uitgaansgelegenheden van het grachtengordelgetto van de hoofdstad de ronde doet.
De cabaretier zou de gewoonte hebben ontwikkeld om, als het in de kantine van de plaatselijke voetbalclub op betalen aankwam, altijd met een bankbiljet van honderd Gedogiaanse Florijnen te gaan wapperen, om te kunnen profiteren van het feit dat er altijd onvoldoende wisselgeld in de kas aanwezig was en aldus gratis te kunnen drinken.
Maarten Spanjer schijnt, toen hij de volksvermaker ooit eens tijdens een van zijn fameuze kroegtijgersluipgangen op zijn weg vond, nog een fraaie opmerking over dit gedrag te hebben gemaakt.
''Hé, Freek, is dat nou nog steeds datzelfde briefje?''
Het gerucht gaat dat Spanjer en de Jonge sindsdien in onmin leven en dat in veel drankgelegenheden de coupures van honderd Florijn tegenwoordig ook wel Freekjes worden genoemd.
Karel wil van Murk weten of hij over hun ervaringen op het bal gaat schrijven.
''Ja, ik denk het wel. Ik zal de draak met iedereen steken. Uiteraard zonder man en paard te noemen.''
Karel grijnst en loopt bijna Harry Mulisch omver.
Hij wil van de gelegenheid gebruik maken om een gesprek met de auteur te beginnen, maar Murk weerhoudt hem hiervan en voert hem terug naar de bar om hem op meer gratis drank te trakteren.
Er schiet Murk een uitspraak te binnen, die de krasse schrijver ooit tegen een psychiater zou hebben gebezigd.
''Het wordt hoog tijd dat u eens naar een goede psychopaat gaat.''
Karel lacht. Hij kende het citaat al van de vorige keren dat Murk het hem verteld heeft en verzint een nieuwe naam voor een nog te schrijven verhaal.
Onder idioten of voer voor psychoten
''Kom we gaan aapjes kijken,'' roept Karel.
Hij trekt Murk mee naar de centrale zaal van de schouwburg. Daar staat een uit hout en papier-maché opgetrokken stellage, de apenrots voorstellend, die symbool moet staan voor de natuurlijke topos van de gemiddelde Gedogiaanse schrijver.
Op het moment dat Karel en Murk de voet van de rots bereiken, bevindt Cornald Strindberg, de auteur van Lauwe Zondagen, zich op de top.
Hij helt dronken voorover en schreeuwt hard naar zijn uitgever, twee meter lager.
''Hé, Van Oorschot, waar blijft mijn voorschot!''
De uitgever beent gegeneerd weg en bromt in zichzelf.
''Dat krijg je ervan als je je niet aan je afspraken kan houden. Je bent gewoon contractgestoord.''
Murk verliest Karel uit het oog, maar treft hem na een tijdje ronddolen weer bij de apenrots.
Nooitgedacht staat, omstuwd door een tiental toehoorders, luidkeels over zijn kwaliteiten als dichter en drinker op te geven.

Het vlees der alcoholistische poëten is zwak
Maar wel goed gemarineerd

Karel beledigt links en rechts nog enkele omstanders.
De meesten kunnen er wel om lachen, omdat ze denken dat hij het over de anderen heeft.
''Ik drink vaak te veel om andere mensen interessanter te doen lijken. Moet zeggen dat jullie me nu best wel meevallen. Hé, Bart Chabot, broodschrijver, waarom drink je water? Mensen die water drinken hebben iets te verbergen.''
De blik van Karel valt op Murk, die al een tijdje van een afstand lachend heeft staan toekijken.
Hij introduceert hem bij zijn nieuwe, tijdelijke vrienden.
''Heren, ik ben slechts een armzalig dichter. Ik kan niet in de schaduw van de schoenen van deze man staan. De beste romanschrijver die ik ken. Maarten Hubertus Hemelsoet!''
Er worden links en rechts wenkbrauwen opgehaald. Een persoon gaat zelfs tot fronsen over.
Hij roept de vraag op, waarom dan nog nooit iemand van hem gehoord heeft.
Karel pakt het dichtstbijzijnde glas bier van een tafeltje en vervolgt zijn betoog, maar raakt allengs de draad kwijt.
''Hij is een aanstormend talent. Heeft alleen een ietwat langere aanloop genomen. Na een lang, zwart sabbatical is hij als een phoenix uit de as herrezen en nu van plan zoden aan de dijk te gaan zetten. Hij leidt een zeer gelijkmatig leven. Net als ik trouwens. Elke dag dronken zijn, is immers ook een regelmatig leven. Hemelsoet zal nu hij zijn verleden heeft afgeschud zeker de ene faustdikke roman na de andere gaan afleveren. Vondel is dood. Geert Mak heeft het te druk met zijn televisiewerk. Dus als u op de grote roman over de hoofdstad van Gedogia zit te wachten, moet u het toch echt van hem hebben. Hij praat meestal te veel. Dus is het maar goed dat je zijn teksten ook kunt lezen, als je geen zin hebt om naar hem te luisteren. Het vergelijken van poëzie met het schrijven van romans is uiteraard zoiets als tussen appels en peren. Soms moet je eieren voor je geld kiezen, want je kunt niet altijd alles voor een appel en een ei aanschaffen zonder je knollen voor citroenen te laten verkopen en dat is voor de kat die in die zak verblijft ook niet echt leuk.''
Er klinkt een spaarzame lach uit de zaal op.
Murk lacht het laatst en het hardst.
Een van de omstanders vraagt wanneer ze die fraaie boeken van Murk dan kunnen verwachten.
Karel ontsteekt in toorn en vuurt nog enkele losse flodders af.
''Je weet toch dat je een poepende hond niet in de aars moet kijken. Heb jij dan al iets geschreven dat de moeite van het lezen waard is? Sta jij dan zo hoog in de kloot top100?''
Murk probeert Karel een beetje te beteugelen. Hij voegt hem toe dat een beetje nuance tegenwoordig wel usance is, maar Karel ontdekt net dat het gezelschap dat zich rond hem heeft geschaard niet meer uitsluitend een hengstenbal is en richt zijn pijlen nu op de toegestroomde, aangeschoten vrouwen.
''En dan denkt Mien en elke Trien ook nog dat ze een boek kunnen schrijven. Ze moeten zo nodig uit gaan leggen wat je moet voelen. Natuurlijk houden mannen ook van mensen, maar die hebben niet altijd tijd om aardig te zijn. Er is tenslotte nog veel te doen en veel om voor te zorgen. Vrouwen hebben het makkelijker. Die hoeven niet te zuipen om hun gevoel boven te laten komen drijven. Waarom schrijven jullie niet iets minder eufeministische boeken. Meer joywriting. Geen chicklit maar clitlit. Pornografische, feminiene literatuur. Jullie willen allemaal de nieuwe Joyce Nooitnat worden, maar het kan toch allemaal best iets sappiger.''
Er klinkt boegeroep en gefluit uit de vrouwelijke hoek.
Karel trekt zich er weinig van aan en begint een anekdote te vertellen.
''Renate Dorrestein schreef in een van haar boekjes over haar vaginale droogheid. Ze kwam niet op het idee dat de oorzaak van deze kwaal misschien wel gelegen was in de manier waarop zij schrijft, maar liet een advertentie van een product dat dit ongemak kon verhelpen in het boek afbeelden. Een lezeres toog met het boek naar een drogisterij en toonde de verkoopster de annonce. Deze begreep haar verkeerd en deelde mee dat ze geen boeken verkochten.''
Karels monoloog wordt steeds ongerijmder. Hij begint de openingsscène van de pornofilm Deep Throat te beschrijven.
''De hoofdrolspeelster, Linda Lovelace, heeft problemen met het tot een seksueel hoogtepunt komen. Ze bezoekt een arts die constateert dat haar clitoris zich op een zeer ongebruikelijke plek, namelijk in haar keel, bevindt. Dat is echt wat je noemt een kuttekop!''
Het komt Murk voor dat Karel het strijdperk beter kan verlaten, voordat hij nog meer opzien baart. Het aantal mensen dat nog om hem lacht, neemt snel af. De stemming wordt dreigender en Karel heeft zich alweer in een discours met een jonge, langharige dichter gestort.
Het gesprek verloopt vooraleer vrij rustig, maar dan ziet Karel een draad aan de jas van de man hangen en wil hij hem behulpzaam zijn, door deze er met een aansteker af te branden.
Murk ziet dat de hulp niet echt als zodanig begrepen wordt en probeert met een grap een clash tussen de beide poètes maudet te voorkomen.
''Pas op, Karel. Sommige mensen hebben een kort lontje!''
Beide dichters lijken de weg behoorlijk kwijt te zijn.
Murk probeert hiervan gebruik te maken de zelfbenoemde grote dichter opnieuw mee naar de bar te slepen.
Karel stemt in met het voorstel.
Murk en Karel nemen plaats op de laatste twee lege krukken voor de tapkast.
Karel bestelt twee bier en wordt een vrouw met kortgeknipt, rood haar, twee krukken verderop, gewaar.
Zonder haar iets te vragen stelt hij vast dat zij er ook vrij dorstig uitziet en geeft de bardame de opdracht haar ook iets in te schenken.
De vrouw is niet dorstig genoeg om op het aanbod van corpulente mannen van middelbare leeftijd in te gaan. Zij deelt Karel op hoge toon mee dat ze er ook niet erg van gediend is dat hij haar als “lekker dier” betitelt.
Karel helt over naar de andere kant van zijn kruk en wendt zich verongelijkt tot Murk.
''De juffrouw is toch een dier. Een zoogdier. Vraag het Woutertje Pieterse maar.''
Murk ziet in zijn ooghoek een man opstaan en op de bar afkomen en poogt Karel te breidelen.
''Chill, man, niet iedereen is onderdeel van jouw dierentuin.''
De man komt naast hen staan, verzoekt Karel vriendelijk om de dame met rust te laten en spreekt zijn scepsis uit over de legitimiteit van hun aanwezigheid op het bal.
''Ik vraag me trouwens af hoe de heren door de boekenballenballotage zijn gekomen.''
De lol is er af voor Karel. Hij wil naar buiten.
Murk vindt het ook de hoogste tijd om van plaats en handeling te veranderen.
Ze verlaten de bar en gaan op en onder in de drukte van het plein.

Voor de hamburgergigant op het Jan Hein Donnerplein staat een groepje jongens met een gettoblaster waaruit luide hiphop klinkt.
Karel rept zich erheen.
Murk drentelt er achteraan en is er getuige van dat Karel met de gangstabeats begint mee te blèren.

De oppassende globaliserende wereldburger
Blijft op de plaats rust
Veilig thuis is men beter af
Dan op straat overreden
Door een pizzacoureur
Wees maar doorsnee
Beter laf dan maf

Het lijkt erop dat de inbreng van de vette, ouwe, onderkoelde lul toch nog wel enigszins geapprecieerd wordt.
Slechts af en toe worden er wat dissen tussen geworpen.
De muziek houdt op en er vindt druk overleg plaats over het volgende nummer.
Karel heeft zich voor deze gelegenheid een artiestennaam aangemeten.
''Obelixer, aangenaam. Tot uw dienst. Ben eertijds in een ketel met spraakwater gevallen.''

Grachten Gordel Garde
Je noemt jezelf een moedercopuleerder
Ik vraag me af kan 't nog verkeerder
Rap er dan niet over maar penetreer 'r
Denk toch niet O die poes moet ik niet
Want ze is toch net zoals elke andere griet

Murk luistert onthutst naar de zojuist gevormde posse, die inmiddels in een Nederlandstalige versie van Paranoid van Black Sabbath is losgebarsten en besluit dat het misschien toch maar het beste is hen aan te gaan moedigen.
''Obelixer en de Osdorp Ozzy!''
Drie dubbeldronken mannen maken zich los uit de stoeltjes op het terras voor het Black & White Hotel op het Jan Hein Donnerplein.
Ze zijn van mening dat hun moeder zojuist beledigd is, geven duidelijk blijk van het feit dat ze ook geen hoge dunk van de muziek hebben en gaan over tot het maken van ruzie.
''Hé, zingende genitale wrat. Moet dat?! Die teringherrie!?''
De jongens hebben geen zin om hun apparatuur in de waagschaal te stellen en beginnen in te pakken.
Karel lijkt de confrontatie wel aan te willen gaan, maar Murk brengt hem tot bedaren.

Murk en Karel lopen in de richting van het Jan Cremerplein en komen tot de ontdekking dat Knor en Unox in de bar van het Gijsbrecht zijn achtergebleven.
Murk rent terug naar het theater. Gelukkig herkennen de portiers hem nog en blijken de zwijntjes nog keurig vastgebonden aan de toog te liggen.
Het viertal loopt in de richting van de flat van Edwina.
Karel blaast stoom af.
Hij legt omstandig aan Murk uit wat zijn plannen zijn om de wereld te veroveren.
''Ik wil brute taal over de koopzondeval na de ontmaskering van de windhandelaars voortbrengen. Daarmee de wereld opzadelen en er dan mee door het universum galopperen.”
Murk werpt tegen dat Karel met al zijn fraaie teksten geen penning verdient. Dat zelfs muzenzonen niet van de wind kunnen leven.
Karel wuift alle bezwaren weg.
''Het kan mij niet deren. We zijn immers niet meer dan de som van een aantal snel bewegende deeltjes. Met een heleboel niks daartussen.''
Hij ontvouwt zijn nieuwste plannen. Binnenkort wil hij als rapper aan slamdichtersavonden deel gaan nemen.
Hij beschrijft hoe hij zijn opkomst voor ogen heeft.
''Dan bestijg ik omringt door schaars geklede vrouwen het podium. Word door hen uit mijn cape geholpen. Ze reiken me mijn teksten aan en vlijen zich dan aan mijn voeten.''
Murk denkt aan de oudtestamentische Jozef, die droomde dat hij een korenschoof was en er tig korenschoven voor hem bogen.
Hij kijkt opzij en doet erg zijn best om Karel als prima don te zien.
Murk weet dat Karel in dronken toestand niet erg ontvankelijk is voor goede adviezen.
Hij besluit daarmee te wachten tot hij enigszins ontnuchterd is. Eens zal hij wel stoppen met drinken, omdat het bier of het geld voor het bier op is.
Voorlopig heeft Karel echter nog niet genoeg gedronken.
Hij duikt een avondwinkel in en trakteert Murk op bier en zijn volgende briljante invallen.
''Je zou je kunnen laten sponsoren. Als je tenminste bereid bent sluikreclame te maken. Door zinnen als de Wehkampjes zaten thuis bezorgd te wachten in je teksten te verwerken. En als je na je eerste boek nou een tijd niets van je laat horen, zullen je lezers zo smachten naar je volgende werk dat ze daarvoor naar de boekwinkel zullen rennen.''
Murk probeert Karel in te tomen. Hij maakt hem er op attent dat hij zijn eerste boek nog niet eens heeft voltooid en dat het maar de vraag is of het ooit wordt uitgeven.
Karel heeft ook daar al een oplossing voor paraat.
''Je stapt gewoon de kantoortoren van een uitgeverij binnen en gijzelt het personeel tot ze je typoscript hebben gelezen en een contract geven. Dan heb je ook meteen je gratis publiciteit.''
De stemming van Karel wordt allengs iets minder vrolijk, doordat met de grote hoeveelheid drank, die naar zijn hoofd is gestegen, nu ook zelfverwijten aan de oppervlakte treden.
Murk debiteert dat het volgens hem allemaal wel meevalt.
Karel komt eindelijk een beetje tot rust. Dat geeft Murk de kans om een anekdote over de kortste recensie, die ooit over een boek is geschreven te vertellen.
''De schrijfster Ina Boudier-Bakker had een boek met de titel De klop op de deur geschreven. De scribent schreef: “Niet opendoen!”

Karel wordt weer iets vrolijker en begint te vertellen over een interview dat Gerard Kornelis van het Reve ooit aan een redacteur van een schoolkrant gaf.
''De scholier vroeg de volksschrijver of hij dacht dat God bestaat.''
Karel raakt de draad kwijt en pauzeert om een slok te nemen.
Als hij het antwoord: “Dat heeft God toch niet nodig” eindelijk uit zijn geheugen heeft opgedolven, gaat hij in een moeite door met de twijfels die hij over de zin van zijn eigen bestaan heeft.
''Als ik te veel drink, ben ik altijd bang dat er aan mij een goede schrijver verloren gaat. Als ik veel dicht is het net andersom. Ze zullen niet weten wat ze op mijn grafsteen moeten zetten: “Hier ligt een kloeke drinker” of: “Hij was een groot poëet”.
Ongemerkt zijn Murk en Karel het punt waar de laatste af had moeten slaan om de kortste route in de richting van zijn huis te nemen, gepasseerd.
Murk moet rechtdoor om Knor en Unox veilig thuis af te leveren. Karel maakt zich op om op zijn schreden terug te keren.
Op de valreep herinnert Karel zich dat hij iets van het boekenbal heeft meegenomen.
Terwijl hij het voorwerp opdiept, verklaart hij waarom hij het ding in zijn zak heeft gestopt.
Murk is bekend met de traditie om aan het einde van het bal de versieringen mee te nemen, maar hij betwijfelt ten zeerste of een pijp met de initialen H.K.V. M. bij het thema van dit jaar hoort en deelt dit denkbeeld met Karel.
Karel haalt zijn schouders op. Aan het feit dat hij dan waarschijnlijk iemands eigendom heeft ontvreemd, kan hij nu ook niets meer veranderen.
Hij stopt de pijp weer terug en neemt nukkig afscheid.
Murk gaat zwalkend op weg naar de flat van Edwina. Hij laat Knor en Unox de koers bepalen.


 













Geen opmerkingen:

Een reactie posten