maandag 3 juli 2017

Lentebal hoofdstuk 23

-23-

Angelique wordt aan het eind van de ochtend wakker.
Het is de vorige avond weer laat geworden. Dat brengt het werk als impresario met zich mee. Dan moet je af en toe wel naar optredens van artiesten uit je 'stal'.
In dit geval dat van Claudia de Breij, die ze sinds kort onder contract heeft en waar ze tot op heden nog nooit een show van heeft gezien.
Het is nog veel te vroeg. Zeker als je het feit dat ze nog lang met Clau in het theatercafé is blijven hangen in ogenschouw neemt. Met alle gevolgen van dien.
Angelique vraagt zich af waarom ze al wakker is. Een blik op de wekker levert de constatering op dat het nog ruim een uur zou moeten duren voor die zijn slaapverstorende werk gaat doen.
Ze schiet in haar negligé en opent de balkondeuren.
Ah, daar is de oorzaak van het prematuur ontwaken. Er staat iemand te zingen. Of iets wat daar op lijkt.
Angelique sakkert.
''Was dat dan? Wat bint dar veur flantuutn. Wa’k moar in Almelǿ bleem. Doar hej gin onnozelen op stroat te blèren. Dat wil zeggn, manks een sikke of koebeest.''
Ze herkent de melodie van het lied dat onder haar huis wordt gekweeld. Een oude hit van André van Duin. Tot haar grote schrik is de tekst enigszins aan haar eigen levenswandel aangepast.

Er was een leuke meid
Uit de buurt van Hengelohoho jodelodelo jodelohotie
Een stoere boerenmeid
Die had geen man johohohoo jodelohotie
En Angelique zong heel melancholiek
Jodeloholohohehehehee
Vol verlangen naar romantiek jodelohotie
Ouwe vader werd hoteldebotel jodelohotie
Van dat ellendige gejodel jodelohotie
De goede man pakte vol toorn zijn midwinterhoorn
En ging staan toeteren

Hoempapa hoempapa hoempapa
Hoempapa hoempapa hoempapaaa
Hoempapa hoempapa hoempapa
Hoempapa hoempapa hoempapaaa

''Mie jongens toch! ‘n Stoalker.''
Het gelaat van het manspersoon blijft door de tegen de gevel opgroeiende rozen onzichtbaar.
Angelique grijpt een potplant om een eind aan het gekrakeel te maken, maar bedenkt zich. Als ze die naar de onverlaat werpt, zal dat wellicht tot ernstige verwondingen leiden en zal zij zich voor haar onbezonnen daad moeten verantwoorden. Hoe vreselijk het gezang ook is, het is nog geen reden geweld te gebruiken. In een gerechtsprocedure zal haar beroep op inbreuk van haar privacy, en de claim dat het slechts een kwestie van zelfverdediging was, niet baten.
Er ligt een stapel kussentjes die ze onlangs van broerlief heeft gekregen. Die dan maar.

Murk hoort iets naast zich neerploffen. Het regent plots gekleurde kussentjes.
Hij onderbreekt zijn aubade en kijkt omhoog. Hij ontwaart een in een met roze kant afgezette duster gehuld personage, maar kan niet zien of dit het subject van zijn adoratie is.

Het gejammer stopt. Angelique haalt opgelucht adem.
Maar dan begint het allemaal weer van voren af aan. Murk heeft geconcludeerd dat kussentjes werpen wel een teken van appreciatie moet zijn en besluit zijn cantate toch maar te voltooien.

Door dat getoeter en dat jammeren
In de buurt van Hengelohoho jodeloholo jodelohotie
Begon haar huis te rammelen
Wat was dat griezelig wohohoho jodelohotie
Maar Angelique die had nog heel geen erg
Jodelohohohohehehohohee
Zong zij en plein publiek jodelohotie
En sindsdien door iedereen vermeden jodolohotie
Toen was 't leed nogal geleden jodelohotie
Wat daarvan kwam, een drieste vlucht naar Amsterdam
En leeft daar nu heel tevreden


Angelique trekt zich terug. Tegen dit castraatgeweld is geen kruid gewassen.
Murk zingt nog een strofe en geeft het op. Het hard dichtslaan van balkondeuren lijkt hem geen goed teken.

Dit is een lied voor Angelique
Jodelohohehe wat 'n romantiek

Hoempapa hoempapa hoemapapa
Hoempapa hoempapa hoemapapabwaa
Jodelohotie
Jodelohotie
Jodelohotie
Jodelohotie

Allemaal de schuld van Karel Nooitgedacht. Met zijn goede adviezen.
Het was begonnen toen Murk Karel was tegengekomen. Karel vertelde dat zijn stiefvader was overleden en de crematie aanstaande is.
Murk had zijn hart over zijn mislukte versierpoging bij zijn drinkebroer gelucht.
''Mijn beste vrienden hebben relaties. Waarom ik dan niet?''
Karel had zijn hoofd geschud en verkondigd dat het een kwestie van durf was.
''Je moet er gewoon voor gaan. Hoe onbereikbaar de liefde ook lijkt.''
Murk had verteld wat zijn type was.
''Mijn voorkeur gaat uit naar een vrouw met veel humor. Een vrouwelijke versie van Hans Teeuwen met kleine stevigtieten. Heeft Herman Finkers wellicht een zus? Lenette van Dongen een dochter? Of Tineke Schouten een liefdesbaby van André van Duin? Ik ben ooit na een ontmoeting met Theo Maassen in een kroeg bij een van zijn optredens uitgenodigd en werd daarna voorgesteld aan zijn zus. Was dit wellicht een, wat je noemt, gemiste kans?''
Karel had gelachen en de veronderstelling uitgesproken dat een zus van Herman Finkers waarschijnlijk over een snor zou beschikken.
En toen hadden ze wat gegoogeld en waren tot de ontdekking gekomen dat Finkers een zus had. Eentje zonder snor. Dat zij in Louloenen-Oost woonde en een impresariaat bestierde.
Murk vond dat er best appetijtelijk uitzag. Zelfs als ze wel een snor had gehad.
Karel had Murk aangemoedigd er werk van te maken. Een uitdaging.
''Doen, joh! Zelfs als je over de heuvel bent, blijkt er aan de andere kant ook nog groen gras te zijn.''
En zo had Murk een klein dozijn biertjes later het idee voor de aubade gekregen.
''Ik hoop maar dat ze een balkon heeft en daar met een glas rosé van de zwoelheid van een warme lenteavond zit te genieten. Als ik eerst moet aanbellen, weet ik niet of ik het wel aandurf. Een aubade in een tochtig trapportaal is toch anders.''
Karel had een nieuwe versie van Fair Swiss Maiden, een door André van Duin als Angelique gecoverd lied, geschreven en Murk was op weg gegaan naar zijn Twentse begeerdeerne.
Het was weliswaar nog lang geen avond, maar het is nooit te laat om op tijd te komen.

Murk sjokt naar de overkant van de straat, hoempapaat nog wat na en staart naar het huis van zijn aanbedene. De deuren van het balkon zijn en blijven gesloten.
Er rijdt een pizzabezorger de stoep op. Hij parkeert zijn scooter en belt aan.
Juist op dat moment arriveert een politieauto. Reagerend op diverse meldingen op hetzelfde adres.
Bij de eerste alarmering was er sprake van een vrouw die werd lastiggevallen. Met gezang. Dat had geen prioriteit. Maar toen er daarna opnieuw sprake was van burengerucht, vond men het raadzaam toch maar poolshoogte te gaan nemen.
Angelique trekt fluks wat kleren aan en loopt de trap af.
Halverwege treft ze haar Poolse benedenburen. Ook op weg naar de voordeur.
Gezamenlijk staan zij de politie te woord.
De Polen, net ontwaakt na een late dienst, doen hun beklag over het liederlijke gedrag van die Hollander.
''Hij zal wel dronken zijn geweest. En dat midden op de dag! Daar zou een meldpunt voor moeten komen.''
Angelique maakt gewag van de op haar toegespitste tekst.
''Het moet een stalker zijn. Hij wist precies waar ik weg kom.''
De pizzamocro weet van niets. Hij zingt nooit en is geen Hollander.
''Ik kom alleen een pizza afleveren. Een pizza prosicutto.''
Na bestudering van de bestelbon blijkt het hier een Pizza Prosciutto te betreffen. Met tomatensaus, verse spinazie, mozzarella, mozzarella balletjes, rode ui, Italiaanse ham, oregano en lente-uitjes. Inmiddels behoorlijk afgekoeld.
De agenten starten een uitvoerig buurtonderzoek. Er blijkt niemand in de woning, noch in de belendende panden, aanwezig te zijn die een pizza heeft besteld.
De pizzakoerier wordt heengezonden en de politieauto vertrekt. Angelique en haar Poolse buren trekken de voordeur achter zich dicht.

Murk ziet geen reden zich nog langer doelloos te blijven ophouden.
Als hij zich uit de straat verwijdert, ziet hij Karel op een bank aan de rand van een parkje zitten. Met een blik bier en een verrekijker. Hij heeft het hele tafereel aanschouwd.
Van een veilige afstand.
Karel legt gierend van het lachen uit dat hij getuige wilde zijn van de vorderingen, die Murk op het smalle liefdespad maakte. En toen daar weinig vaart in zat een pizza had besteld. Hij wist wel een adresje om het te laten bezorgen. Om wat leven in de brouwerij te brengen. Dat was gelukt.
Murk denkt dat hij er wellicht later wel om zal kunnen lachen. Maar nu nog even niet.

Als Murk thuiskomt, is hij net op tijd voor een ingelast journaal.
Wouke van Scherrenburg van de Rijksvoorlichtingsdienst maakt bekend dat Herman Diederik Tjeenk Willink, de vicepresident van de Raad van State, na het aftreden van Beatrix het regentschap van de Republiek Gedogia op zich neemt en Hans van Mierlo tijdens de overgangstijd van monarchie naar republiek leiding zal geven aan een team van vijf informateurs. Naast Van Mierlo zijn Jan Marijnissen, Andrée van Es, Ruud Lubbers en Hans Dijkstal aangezocht. Het doel is tot een kamerbrede meerderheid van zeven partijen te komen, teneinde de alteratie zo soepel mogelijk te laten verlopen.
Murk luistert met een half oor naar de commentaren van oud-politici en politieke redacteuren in de actualiteitenprogramma's die op het journaal volgen.
Maar hij is er niet echt met zijn kop bij. Hij wil een vers hoofdstuk schrijven.
Hij opent zijn laptop en begint zijn belevenissen van die dag te tikken. Een stukje verwerking.
Als het gereed is, besluit hij het te printen en bij de vrouw, die de aanleiding tot zijn hartstochtsmart vormt, te bezorgen.
Zij heeft er recht op te weten wat die dag nou precies onder haar balkon heeft plaatsgegrepen.
Hij trekt zijn stoutste schoenen en een jas met capuchon aan. Zijn gezicht durft hij in die straat voorlopig niet meer te vertonen.

Het deemstert boven Louloenen aan Den Doolaard.
Angelique zoekt verkoeling op haar balkon. Met een prosecco. Klikt een oude aflevering Van Jonge Leu en Oale Groond op haar schootcomputer aan. Heimweekijken. Even terug naar Tukkerland.
De brievenbus kleppert. Een merkwaardig tijdstip voor postbezorging. En zo laat worden er nooit folders op de mat gedumpt.
Zij staat op en werpt een blik over de balustrade. De straat is verlaten. Op een figuur met gekromde rug, die richting park sloft, na.
De prangende nieuwsgierigheid die haar teistert, noopt haar de twee verdiepingen naar de voordeur af te dalen.
Twee keer zestien treden naar beneden. Een envelop! Weer twee maal zestien schreden terug.
Angelique scheurt nog nahijgend het epistel open. Leest en schudt haar hoofd.
''Wat hef den vent 'n spinsels inne bol. Aan mien lief geen gehoempapaa.'' 



 








Geen opmerkingen:

Een reactie posten