December 1946. Een avond zoals alle avonden.
Het is al uren donker.
De 19-jarige Hendrika Johanna Matzen, later beter bekend geworden als Ma Hemelsoet uit de roman 'Seizoensgebonden' van George Bekker, staart uit het raam van Vechtstraat 2 drie hoog.
Aan de overkant van de Jozef Israëlskade zit een man op de eerste verdieping driftig te schrijven.
Hendrikje vraagt zich af wat de man daar toch altijd maar zit te schrijven.
Zou hij aan een roman werken?
De man legt zijn pen neder, grijpt naar zijn kruis, trekt zijn broek naar beneden en begint zijn ijdele delen te betasten.
Hendrikje slaakt een kreet. Ma Matzen snelt de huiskamer binnen.
''Zit je nou alweer naar die rare kerel aan de overkant te loeren?''
Hendrikje slaat haar ogen neer. Ma Matzen sluit de gordijnen en snauwt haar dochter richting slaapkamer.
''Naar bed jij!''
Opoe Matzen ontwaakt uit haar achtmaal daagse ouderdomsslaapje. Ze heeft dorst.
''Is er nog wat van die bessen–appeldrank?''
Hendrikje trekt zich mokkend terug in haar slaapvertrek.
''Als die man later een beroemde schrijver wordt, heb ik het zien gebeuren en is het tenminste niet onopgemerkt gebleven.''
Aan de overkant van de gracht stopt een veelbelovend schrijver zijn geslachtsdelen terug in zijn broek en herschrijft de eerste zin van wat ooit zijn debuut als romancier zal worden.
Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten