Diep
in het bos wonen veel dieren in vrede met elkaar, maar soms gebeuren
daar vreemde dingen.
Het
was een zonnige dag, zo'n dag in een vakantie die wel de hele zomer
lijkt te duren.
De
bosdierenkinderen spelen vrolijk met elkaar.
Mensen
vinden dit misschien vreemd, denken dat sommige dieren vijanden van
elkander zijn.
Waarom
zouden dieren bang zijn voor elkaar, iedereen wil toch spelen, leren,
vrij en blij zijn?
Het
zou zomaar allemaal als volgt kunnen zijn gebeurd. Ik weet het ook
niet, want ik was er gelukkig zelf niet bij.
Alexander
Eekhoorn en Greetje Merel waren dikke vrienden. Op school zaten ze
naast elkaar en als ze vrij hadden speelden ze vaak samen.
Deze
middag gingen ze naar het Boshol. Het is daar onveranderlijk erg
spannend.
Het
Boshol is erg groot, wat je ook voor raars roept, het brengt immer
echo's voort.
De
baas van het Boshol is Zielenherder Vos. Hij zorgt ervoor dat er
altijd dieren zijn die het Boshol schoon houden, eten voor hem
brengen en aan zijn lichamelijke behoeften voldoen..
Als
de dieren braaf hun taakjes hebben uitgevoerd, vertelt de
Zielenherder over zijn baas,
Bosgod
Satyr, die van alle dieren houdt.
Het
Boshol is een heel speciale plek. Volwassen bosdieren gaan daar
wekelijks heen om voor Satyr te zingen en dansen, en hem te prijzen.
Waarom weten ze eigenlijk ook niet precies, het is nu eenmaal al
eeuwenlang zo de gewoonte.
Elke
week mogen een paar bosdierkinderen Vos helpen. Zo kunnen ze alvast
leren wat ze moeten doen als ze later ook volwassen zijn.
De
eerste keer dat Alexander en Greetje in het Boshol kwamen wist Vos
meteen dat hij wel heel erg veel van deze kinderen hield.
Ze
waren vrolijk, luisterden met open mond, haast met aanbidding, naar
alles wat hij zei.
Klaarblijkelijk
hadden hun ouders hen verteld, dat zij zonder vragen alles moesten
doen wat hij hen opdroeg.
Dat
kwam hem goed uit. Met deze kinderen had hij heel andere plannen dan
ze te leren hoe ze het Boshol moesten schoonmaken.
Nadat
Alexander en Greetje het hol hadden betreden, sloot Vos de deur en
stelde hen op hun gemak.
“Er
is veel lawaai buiten en ik wil jullie gaan voorlezen.”
“
Voorlezen maakt alles veel
leuker, maar dan moet het wel erg stil zijn.”
“Kom
maar mee, dan gaan we op mijn bed liggen bij het voorlezen en dan ga
ik jullie een beetje strelen, omdat jullie zo lekker zacht zijn.”
De
kinderen keken elkaar aan en knikten. Als hij het hen vroeg, zou hij
het ook wel aan andere kinderen vragen. En dan was het goed.
Ze
lagen tezamen en Zielenherder Vos trok de lieve kinderdiertjes dicht
tegen zich aan en begon hen te strelen en te likken, onderwijl
mompelend dat dit wel erg zalig was.
“Jaaa,
dit is lekker, zo kan ik heel goed voorlezen en heerlijk uitrusten.”
De
kinderen vonden het een beetje vreemd, maar het voelde ook wel fijn
als de Zielenherder hun buikjes likte.
Ze
werden er bijkans helemaal warm van.
Zielenherder
Vos voelde dat het goed was.
De
kinderen vonden het immers best lekker, daarom ging hij voorzichtig
verder met zijn tong, tussen hun beentjes en verder en verder.
De
kinderen ontwaarden het gezwollen geslacht van de Zielenherder.
Zoiets
hadden hun vaders nooit, of in ieder geval nimmer als de kinderen er
bij waren.
Vos
zag de kinderen kijken.
“Mooi
hè, dat hebben alleen heel bijzondere dieren, maar omdat jullie zo
lief zijn mogen jullie het best even aanraken.”
De
kinderen durfden eerst niet, maar Vos moedigde hen aan en zei dat ze
dan net zo bijzonder zouden worden als hij.
Dat
wilden Greetje en Alexander wel.
Zij
schoven wat naar beneden en raakten heel voorzichtig zijn geslacht
aan.
De
zielenherder genoot.
“Doe
maar wat steviger, dan word je nog bijzonderder, eerst voor mij en
daarna ook voor de andere dieren.”
De
kinderen begonnen meer en meer plezier in het wellustig kronkelen van
de Zielenherder te krijgen.
Vos
gooide alle remmen los, greep de kinderen stevig vast en wreef ze
over zijn geslacht.
Dit
beangstigde de lieve kinderdieren toch wel enigszins.
Vos
wreef nog wat, spoot zijn zaad en bleef daarna uitgewilderd liggen.
Op
het moment dat de Zielenherder zijn grip na de zaadlozing verloor
wisten Alexander en Greetje te ontsnappen.
Ze
renden gillend naar de deur, maar die zat op slot.
Hun
geschreeuw was buiten niet te horen, de deur was te dik.
Vos,
geschrokken van hun geschreeuw, had dit nog nooit meegemaakt.
Greetje
en Alexander waren toch echt niet de eerste kinderen waarmee hij dit
soort spelletjes deed.
Hij
sprong op teneinde hen opnieuw te kunnen pakken, de kinderen doken
weg.
Vos
pakte een boek, gooide dat naar de kinderen.
Raak!
Bloedend
vielen de kinderen op de grond.
Zielenherder
Vos greep hen en draaide hun nekjes om.
Zo,
dat was opgelost!
Maar
was dat zo?
De
kinderen zouden gemist kunnen worden en wat moest hij met de
lichaampjes doen?
Hij
bedacht een plan.
“Als
ik nou eens de eekhoorn vil en die merel pluk?”
“Van
hun vacht en veren kan ik vast wel iets fraais creëren.”
“Hun
vleselijke delen vreet ik later nog wel op.”
Vos
hoopte maar dat niemand de kinderen, die ver voor de afgesproken tijd
waren gekomen, het Boshol had zien betreden.
Misschien
kon hij net doen of ze daar nooit geweest waren.
Snel
vilde hij Alexander en ontdeed Greetje van haar veren.
De
Zielenherder liep naar buiten, keek zoekend om zich heen en sprak een
paar passerende bosdierkinderen aan.
“Hebben
jullie Alexander en Greetje gezien? Die zouden me komen helpen, maar
ze zijn laat.”
De
kinderen trokken hun schouders op.
Vos
vroeg het nog een paar andere dieren.
Niemand
had Alexander en Greetje gezien.
Nadat
hij nog wat had rondgevraagd, vroeg hij pielemuisje Joop naar het
holletje van Alexander te kruipen om te vragen of de kinderen daar
soms waren.
Zielenherder
Vos dacht dat hij zo toch wel een mooi alibi gecreëerd had.
Wie
zou een Zielenherder verdenken, die deden alleen maar goede dingen.
De bosdieren kwamen juist bij hem als ze stoute dingen gedaan hadden.
Vos
deed of hij zich grote zorgen maakte, zeker toen Joop samen met
moeder Eekhoorn terugkwam.
Alexander
was niet thuis en ook niet in het nest van Greetje.
Het
hele bos was in rep en roer, iedereen begon mee te zoeken.
De
Zielenherder was blij met deze verwarring, dat kwam hem erg goed uit.
Moeder
Eekhoorn deed niet anders dan huilen en rondjes rennen.
Diederik
Uil was door de herrie wakker geworden en vroeg wat er aan de hand
was.
Vos
deed uit de doeken wat er gebeurd was.
Uil
vroeg zich hardop af of de kinderen het Boshol niet in waren gegaan
zonder dat Vos het gemerkt had.
Maar
Vos zei dat dat niet kon, de deur was op slot.
Hij
wilde niet dat er iemand in het Boshol ging kijken. Hij moest nog
opruimen en de vloer schoonboenen.
Zielenherder
Vos ging zijn hol weer binnen om Bosgod Satyr te vragen of Hij de
dieren kon helpen Alexander en Greetje te vinden.
Hij
deed de deur op slot en ging opruimen. Dat deed hij anders nooit. Hij
schrobte de vloer en zette alles weer op zijn plaats. Hij verschoonde
zelfs zijn bed, bevreesd dat de moeder van Alexander zou ruiken dat
haar zoontje daar was geweest. Nadat hij de wasmachine had gevonden,
propte hij het beddengoed er in en deed er extra veel waspoeder bij.
Vos
ontvachte en ontvederde de lichaampjes, stopte alles in de leefkuil
voor de openhaard, dekte het toe met een tijgervel, om later te
kijken wat er mee aan te vangen was.
Daarna
kwam de Zielenherder weer naar buiten en betrad de overhangende rots
boven het Boshol.
De
bosdieren zagen zijn sippe gezicht en werden angstvallig stil.
“Geliefde
gelovigen,” sprak Zielenherder Vos met door tranen verstikte stem,
“Ik heb aan onze Bosgod gevraagd of Hij kan helpen. Satyr
openbaarde me dat de kinderen verdwaald zijn en gevangen genomen door
mensen. Dat die de lieve kinderen hebben gedood voor hun vacht en
veren.
Satyr
reveleerde ook dat Hij vertoornd is, omdat de bosdieren niet genoeg
voor hem zingen en te weinig offers hebben gebracht. Daarom moeten we
vanavond een barbecue houden, om de rook naar Hem te laten opstijgen,
en tijdens het braden veel moeten zingen.”
De
bosdieren dropen bedroefd af.
Die
avond kwamen de bosdieren terug met offergaven, die op een rooster
werden gelegd.
Vos
bracht ook twee stukjes vlees mee, die hij zorgvuldig braadde en naar
de ouders van Alexander en Greetje bracht.
En
zo aten de terneergeslagen ouders hun eigen kinderen op.
Na
een paar weken was de rust enigszins wedergekeerd in het bos.
Zielenherder
Vos waande zich veilig, de bosdieren hadden zijn verhaal over Bosgod
Satyr geloofd en hij achte de tijd rijp om de vacht en veren
tevoorschijn te halen.
Hij
zag dat het vachtje te klein was voor een tasje en vroeg zich hardop
af wat hij er dan mee zou kunnen doen.
“Die
arme kinderen zijn nu eenmaal dood, omdat ik ze zo vreselijk lief
vond.”
“Ik
kan het immers ook niet helpen dat ik mijn lichamelijke lusten zo nu
en dan moet botvieren.”
En
opeens wist hij het.
Hij
wilde de overblijfselen van de kinderen zo dicht mogelijk bij zich
hebben en dus maakte hij van het vachtje een peniskoker en versierde
dat met de veren.
Vos
was echter niet zo handig en het duurde dan ook een hele tijd voor
hij klaar was. Maar uiteindelijk had hij er een kunstwerkje van
gemaakt waar hij trots op was.
Hij
ontdeed zich van zijn pij, zette zijn favoriete langspeelplaat van
Jerry Lee Lewis op, gordde de peniskoker om en begon voor de spiegel
te dansen.
Wel
heel erg met zichzelf ingenomen schonk hij zegepralend nog maar een
nieuwe roemer gefermenteerde bessen-appelsap in.
Op
het moment dat hij zich masturberend aan 'Wild one' begon over te
geven, betraden enkele bosdieren het heiligdom van Vos.
Moeder
Eekhoorn schuifelde als laatste het Boshol binnen en aanschouwde de
Zielenherder voor de spiegel.
'Whole
lotta shaking 'Goin' On' zou haar nooit meer hetzelfde in de oren
klinken.
Ze
slaakte een kreet, die volgens degenen die wel bij dit
onverkwikkelijke tafereel aanwezig zijn geweest, meer dan twee
octaven hoger was dan Jerry Lee ooit heeft kunnen produceren
“Maar
dat is toch het vachtje van Alexje.”
Vader
Merel liet zijn hand uit de hand van zijn vrouw glijden, snelde naar
voren en herkende de veertjes van zijn Greetje.
Hij
greep Vos naar de keel, maar werd tegengehouden door de andere
bosdieren.
Er
waren wel dieren die de Zielenherder ook beestachtig wilden afmaken,
maar ook anderen die van mening waren dat dit een veel te lichte
straf voor hem was.
Het
ware beter dat hij zijn verdere leven in een kleine kooi zou moeten
zitten, opdat alle dieren konden zien hoe gemeen Vos was geweest.
De
rest van zijn leven bekend staand als Maxime V.
Het
feit dat V. huilend had bekend dat Alexander en Greetje de enige
kinderen waren waarmee hij stoute dingen had gedaan moest nog worden
onderzocht.
Maar
er waren nog veel meer dieren die kwamen vertellen dat hij ook met
hen spelletjes had gespeeld.
V.
verkondigde dan wel dat Satyr hem dat allemaal had vergeven, maar dit
had een averechtse uitwerking.
De
dieren wilden niet meer in Satyr geloven. Nooit meer voor hem zingen.
Het
Boshol stond nog een tijdje leeg.
Er
werden nog wel eens feestjes en tentoonstellingen gehouden, totdat de
ouders van Alexander en Greetje op het idee kwamen er een
binnenspeeltuin voor bosdierkinderen van te maken.
V.
kwijnde zijn leven weg in een kooi, aan het rand van het bos.
Toen
Diederik Uil, maanden later, eens ging kijken of er nog dieren waren
die hem eten brachten, resten er slechts nog door bosmieren
aangevreten botten en vacht.
En
de bosdieren leefden nog lang en gelukkig en geloofden nooit meer
zomaar in iets.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten